Het verhaal moge bekend zijn: in het jaar 68 werd de gehate keizer Nero in Rome gedwongen tot zelfmoord, waarna binnen het Romeinse Rijk een bloedige burgeroorlog uitbrak. Binnen een jaar lieten vier generaals zich achtereenvolgens uitroepen tot keizer en trokken met hun legioenen naar Rome om hun titel op te eisen. De grenzen van het rijk werden daardoor verwaarloosd, wat aanleiding gaf tot schermutselingen.
In onze streken lokte Julius Civilis een opstand uit die de geschiedenisboeken zou ingaan als de Bataafse Opstand.
De opstand werd vooral gedragen door Bataafse hulptroepen die deel uitmaakten van het Romeinse leger. Snel daarna sloten enkele volksstammen zich aan. De opstandelingen veroverden tot aan Mainz alle min of meer verlaten limesforten en staken ze in brand. Zelfs Tongeren ging in vlammen op. Uiteindelijk wist keizer Vespasianus – de overwinnaar van de burgeroorlog – weer orde op zaken te stellen door enkele legioenen naar het noorden te sturen. Civilis kwam steeds verder in het nauw, stak daarop Oppidum Batavorum (Nijmegen) in brand en vluchtte naar de Betuwe. Daarop ging de opstand als een nachtkaars uit. De Romeinen straften de Bataven slechts mild.
De Bataafse mythe…
De Bataafse Opstand kreeg in de loop van de geschiedenis mythische proporties. Het werd een voorbeeld van Hollandse vrijheidsdrang en onverzettelijkheid, de eerste keer dat ‘we’ ons verzetten tegen een ‘buitenlandse’ vijand. De Bataafse Opstand stond dan ook model voor die andere grote opstand tijdens de Tachtigjarige Oorlog: die van protestantse ‘Nederlanders’ tegen de katholieke Spanjaarden. De nieuwe trots werd ook mondiaal uitgedragen: in 1619 noemde de VOC haar hoofdstad op Java heel trots Batavia.
Eind achttiende eeuw bereikte de mythe een tweede hoogtepunt tijdens de Bataafse Revolutie en de uitroeping van Nederland tot Bataafse Republiek in 1795.
… en de werkelijkheid
Het afschilderen van de Bataven als Nederlands ‘oervolk’ is pertinent onjuist. De Bataven vormden een mixvolk van verschillende Keltische stammen, waarbij een gedeelte uit het huidige midden-Duitsland kwam. Dat schreef Tacitus al, en archeologen kunnen dat beamen.
Volgens de huidige grenzen waren de Bataven dus eigenlijk Duitsers. Bovendien zijn er nadien zoveel verschuivingen geweest in de bevolking dat de Nederlanders zich op geen enkele manier afstammeling kunnen noemen van de Bataven. En ook met die 'vrijheidsstrijd' viel het wel mee.
Tijdens de Bataafse Opstand waren de Bataven al bijna een eeuw geïntegreerd in het Romeinse rijk. Julius Civilis was weliswaar van Bataafse komaf, maar ook Romeins burger en officier in het Romeinse leger.
De zo geroemde ‘vrijheidsstrijd’ had veel meer te maken met een optelsom van impopulaire maatregelen van eerdere aspirant-keizers, het ontstane machtsvacuüm en persoonlijke wraak van Civilis, wiens broer was geëxecuteerd. Overigens weten we alleen maar zoveel over de Bataafse Opstand door het gedetailleerde verslag van de Romeinse schrijver Tacitus (55-120). Zijn collega Suetonius rept er met geen woord over en Cassius Dio wijdt er maar twee zinnetjes aan: 'In de provincie Germanië rezen diverse opstanden tegen de Romeinen, die het niet waard zijn om te worden genoemd door mij. (...) De problemen in Germanië werden door Cerialis opgelost in de loop van talrijke veldslagen.' Ook dat relativeert de zaak.
Het vervolg
Hoe dan ook: Julius Civilis werd in de loop der eeuwen steeds verder op het schild gehesen en kreeg daarmee een plek in een illuster gezelschap van beroemde Romeinendoders, zoals Vercingetorix in Frankrijk, Arminius in Duitsland, Boudica in Engeland en Ambiorix in België. Deze lokale helden kregen in de negentiende eeuw allemaal grote standbeelden die pasten bij de uitstraling en ambities van de jonge naties – het beeld van Arminius is zelfs 55 meter hoog.
Het kersverse Koninkrijk der Nederlanden was op dat moment al uitgekeken op de Oudheid en koos zijn nieuwe nationale helden nadrukkelijk uit die andere Opstand met een hoofdletter, met Willem van Oranje als boegbeeld. Civilis moet het stellen zonder standbeeld. Helaas bepaalden de machthebbers daarmee ook de inhoud van de schoolboeken. De Romeinse tijd verdween naar de achtergrond en werd niet meer gezien als een wezenlijk onderdeel van de eigen geschiedenis. Dat leidde tot onwetendheid en vooroordelen die nagalmen tot in het heden.
Over de eerste vijf eeuwen van onze jaartelling, een kwart van onze geschiedenis, weten de meeste Nederlanders bar weinig.
Als we de historische balans weer in evenwicht willen brengen, verdient Julius Civilis met terugwerkende kracht alsnog een standbeeld. Ditmaal niet als symbool van misplaatst nationalisme, maar als een ankerpunt voor het reflecteren van de Romeinse tijd als een van de meest interessante en dynamische periodes uit onze geschiedenis. En, in weerwil van de opstand, ook een van de meest vreedzame.