Ongeruste kreten, krakende deuren. De onzichtbare soldaten staan iets verderop, achter de hoek. Het huis is nog intact want ik heb geduld. Ik toon voorlopig een mens op de vlucht. Hij pakt zijn spullen, heeft geen tijd, zijn kinderen huilen. Het vuur, het bloed en het drama zijn voor de volgende bladzijde die de werkelijkheid indeelt in woorden en beelden.
Het grote verschil tussen de woorden en mij is dat ik uit slechts twee dimensies besta. Daarom was ik vroeger veel kleiner en onbelangrijker, een nietige opening in een letterenbos. Vandaag ben ik geen illustratie meer, maar een beeld in wording want ik begin de strijd met de letters te winnen. Ik ben ontstaan als een imitatie van eindeloos veel woorden, waaronder ellende, vlucht, onrust, geduld en gemis. De kijker kan mij opzoeken. Met gelijktijdig plezier en afschuw kan hij gadeslaan hoe vloedgolven en plunderingen, genocides en vuurzeeën er uitzien. Hij wil in helder water kijken zonder zichzelf in de reflectie te moeten ontdekken.
Heel binnenkort duurt het minder dan een seconde om mij te produceren. Dat is ook de tijd die de mensen zullen nemen om naar mij te kijken want ik zal met velen zijn. Duizenden, miljoenen, miljarden.
Onze vorm verandert maar we beelden hetzelfde af: afgevlakte ruimtes, alledaagse voorwerpen, vernederde mensen. Men zal mij eindeloos kunnen reproduceren. Miljoenen en nog eens miljoenen mensen zullen mij aanschouwen en denken: ‘Mijn God, wat een geluk dat niet ik erop sta, maar iemand anders.’ Ze zullen kijken, huiveren en verdergaan met hun dagelijkse bezigheden. Hun aandacht zal voor heel even aan mij kleven, hun leven speelt zich ver buiten mijn randen af. De man die ik toon, is sinds mijn ontstaan allang gevlucht.
‘Waarheen?’ zult u mij willen vragen. Dat weet ik zelf niet eens. Ik kijk niet verder dan mijn eigen kader. Ik vermoed dat hij andere oorden is gaan opzoeken. Plaatsen waar hij zich voor even kan verstoppen. Plaatsen waar niemand zijn ellendige toestand zonder toestemming zal afbeelden.
‘Bestaan er nog plaatsen waar je kunt ontsnappen aan het beeld?’ is uw tweede vraag.
Ik hoop van wel, maar ze zullen voorbehouden zijn voor gepriviligeerden.
We zijn met zo veel dat we onze betekenis zullen blijven verliezen. Niemand en iedereen zal ons nog begrijpen. Bovendien hebben wij veel vijanden onder de mensen die we afbeelden. Zij herkennen zich in de weerspiegeling en zijn daarom kwaad. Ik heb daar alle begrip voor, al voel ik me niet schuldig. De vernedering die ze moeten ondergaan voltrekt zich niet één, maar twee keer. De tweede keer is blijvend. De vluchteling leeft dankzij jou en mij voort met eeuwige schaamte. Niet om wat hem is aangedaan, maar omdat je hem kan zien.
Gena Kagermanov (1990) is fotograaf en schrijver. In zijn werk gaat hij op zoek naar de relatie tussen woord en beeld. Zijn laatste project was te zien op de groepstentoonstelling ROOTS in CC Mechelen. Het bijbehorend essay De wandelaars van Calais won de Emile Zola-prijs 2018 en werd gepubliceerd in SamPol. Momenteel werkt hij samen met met Pieter-Jan De Pue aan zijn volgende filmproject.