Artikel

(De) Strijd! van Mineke Bosch

Een interview over feminisme, vrouwengeschiedenis en honderd jaar vrouwenkiesrecht

‘Strijd! Honderd jaar vrouwenkiesrecht,’ prijkt het op de gevel van het huis van Mineke Bosch. Op het raam hangt een poster van de tentoonstelling in het Groninger Museum, waar de hoogleraar Moderne Geschiedenis als gastcurator de afgelopen maanden intensief aan heeft gewerkt.

Binnen de wereld van gendergeschiedenis is de naam van Bosch bekend. Ze schreef onder andere een biografie over Aletta Jacobs en stond aan de wieg van vrouwengeschiedenis als academische discipline. Hoog tijd dus voor een interview over feminisme, vrouwengeschiedenis en honderd jaar vrouwenkiesrecht.

Was u van jongs af aan al geïnteresseerd in vrouwengeschiedenis?

Toen ik in de jaren ’70 begon met de studie geschiedenis, kwam de interesse voor vrouwengeschiedenis (tegenwoordig gendergeschiedenis) net op. Volgens mij was het 1975 dat de werkgroep vrouwengeschiedenis werd opgericht. Ik was nog niet bij de allereerste werkgroep betrokken, maar kwam er in 1976 bij. Deze groep vrouwen wilden college hebben over vrouwen in de geschiedenis, want daarover werd in die tijd niet gedoceerd.

Dat verhaal van die werkgroep vrouwengeschiedenis was natuurlijk een enorm overtuigend verhaal. In de geschiedenis kwamen vrouwen er echt niet aan te pas; in geen enkel geschiedenisboekje, in geen enkel college. Er was gewoon geen oog voor die aspecten van het verleden waarin vrouwen zichtbaar konden worden. Wij van de werkgroep vrouwengeschiedenis schoolden elkaar door artikelen te lezen en daarover te discussiëren en te schrijven.

Was u zelf in die tijd ook feminist?

Ja, ik denk wel dat ik toen echt feministisch ben geworden en dat ging niet alleen over geschiedschrijving, maar ook over het persoonlijke leven. ‘Het persoonlijk is politiek’ namen wij serieus. Zo kraakte ik met een aantal vrienden in die tijd ook een heel mooi pand in de Oude Boteringestraat in Groningen. Wij wilden daar in een groep van mannen en vrouwen proberen vaststaande rollen te doorbreken en samen kinderen opvoeden. Dat was een hele mooie tijd.

Dus eigenlijk heeft de manier waarop u in de maatschappij stond ook invloed gehad op uw uiteindelijke carrière.

Ja, absoluut. Ook al toen ik student was. In die tijd was ik student-assistent bij Professor Kossmann en hij begreep eigenlijk niets van vrouwengeschiedenis. Vrouwen zijn natuur, geen geschiedenis. Dat zei hij niet letterlijk, maar  hij had er geen waardering voor. Dat was heel confronterend, maar deze reactie maakten wij natuurlijk vaker mee en dat is in sommige opzichten nog steeds zo. Het is nog helemaal geen gesneden koek dat gender een relevante categorie is in de geschiedenis. Ook van mijn huidige collega’s zijn er toch nog heel veel die daar gewoon geen aandacht aan besteden of dat niet belangrijk vinden.

Mijn passie voor deze benadering van de geschiedenis, en die nu bijvoorbeeld heeft geleid tot de tentoonstelling en het boek Strijd! over de vrouwenkiesrechtbeweging, wordt gevoed door de algehele onbekendheid met het fascinerende verhaal van al die vrouwen die echt over heel Nederland in actie zijn gekomen om dat vrouwenkiesrecht te krijgen. Dat staat niet in de geschiedenisboekjes op school, je leert er niet over bij politieke geschiedenis, het staat niet in de handboeken of de politieke overzichten.

Poster van de tentoonstelling 'Strijd! 100 jaar Vrouwenkiesrecht' in het Groninger Museum

In dit geval werd ik extra geprikkeld toen de nationale viering van honderd jaar algemeen kiesrecht aanvankelijk zou plaatsvinden in 2017. Ik heb daar toen een column over geschreven in het Geschiedenismagazine. Arib (Khadija Arib, de voorzitter van de Tweede Kamer red.) heeft toen (post hoc of propter hoc) ingegrepen door het herdenkingsmoment te verschuiven naar 2019, 100 jaar nadat ook vrouwen het algemeen kiesrecht kregen. Maar Arib had vooralsnog vooral oog voor vrouwen in de politiek en dus voor Suze Groeneweg, de eerste vrouw in de kamer. Dat is een mooi onderwerp, en ook heel belangrijk, maar dat heeft niets te maken met de vrouwenkiesrechtstrijd. Suze Groeneweg heeft die vrouwen zelfs dwars gezeten. Dus dat prikkelde mij.

En wat betekent dat dan voor u dat het nu toch dit jaar honderd jaar algemeen kiesrecht wordt herdacht?

Ik vind het prima dat Arib dat verschoven heeft, maar dan mis ik toch de aandacht voor dat grote verhaal. Het verhaal over hoe eigenlijk hele gewone vrouwen over het hele land in heel groten getale in actie zijn gekomen om dat kiesrecht te krijgen. Die eerste vrouwen in de politiek, dat is een hele andere discussie. Ik vind de geschiedenis waarin vrouwen echt hebben geprobeerd om de genderorde te veranderen, dat vind ik een heel belangrijk verhaal. Vrouwen ‘kregen’ het kiesrecht niet, nee, zij hebben er echt jaren lang voor gestreden, op heel veel verschillende manieren. Daarom is dat verhaal belangrijk voor het denken over hoe onze samenleving verandert en wat democratisering is.

De tentoonstelling 'Strijd! 100 jaar Vrouwenkiesrecht' in het Groninger Museum

Wat hoopt u dat dit jubileumjaar teweeg brengt?

Ik hoop dat dit verhaal wordt opgenomen in de geschiedenisboeken, de standaardwerken en de handboeken van de politieke geschiedenis. Ook hoop ik dat er nog meer boven tafel komt aan erfgoed en archiefmateriaal dat aan deze periode herinnert. Misschien nog belangrijker  is denk ik wel dat duidelijk wordt dat gender een enorm belangrijke categorie voor het begrijpen van machtsverschillen en sociale verschillen tussen mensen in het verleden. Net zoals ras dat is, of etniciteit, dat zijn hele belangrijke historische fenomenen die trouwens niet los van elkaar staan, en bepalen waar mensen in de samenleving stonden, hoe zij werden waargenomen en behandeld, en wat ze konden zeggen en doen.

U zit al sinds uw 27e in het vak, merkt u dat die aandacht voor gender als relevante categorie geleidelijk aan verandert of groter wordt?

Ja, geschiedenis is natuurlijk een voortdurend voortschrijdend fenomeen. De maatschappij verandert, dus het denken over sekse verandert eveneens. Op het ogenblik is er veel aandacht voor gender, ook door #MeToo bijvoorbeeld. Interessant is wel dat er over het feminisme en feministen zelf, en daar is de vrouwenkiesrechtbeweging een onderdeel van, nog steeds sterke negatieve stereotypen bestaan. Dus die aandacht voor gender die er op dit ogenblik is, is tegelijkertijd ook oppervlakkig. Dat zie ik wel.

Waarom denkt u dan feminisme en feministen geen geliefde onderwerpen zijn?

Dat is een onderdeel van genderpatronen en van weerstanden. Meegaande meisjes zijn natuurlijk makkelijker in het gebruik dan vrouwen die gender ter discussie stellen. Dus aan de ene kant is er meer aandacht, maar tegelijkertijd wordt er heel emotioneel gepraat over sekseverschillen en weigeren mensen om de kennis die al bestaat, over hoe gender werkt, goed tot zich te nemen. Dus voortdurend is er verbazing, zoals bij zo’n rapport van het Landelijk  Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren onlangs, over zeg maar #MeToo op de universiteiten, terwijl er al zoveel over genderverschillen bekend is. Er is dus nog een lange weg te gaan. En nog steeds hebben vrouwen het lastiger, op de arbeidsmarkt en in een baan, nog steeds worden ze minder betaald en nog steeds worden ze minder gehoord.

Zou u uzelf nu ook nog feminist noemen?

Als dat ertoe doet, zeker.

En waar uit zich dat in?

Dat zit nog steeds in mijn werk en mijn leven (als die twee al gescheiden zijn). Dat betekent dus ook dat ik er van overtuigd ben dat mijn feminisme mijn wetenschappelijke werk niet in de weg staat, maar eerder verrijkt. Ik denk en hoop in ieder geval dat mijn kennis van de werking van gender in heden en verleden er een beetje toe bijdraagt om mensen van het belang daarvan te overtuigen.

Over de tentoonstelling Strijd! 100 jaar vrouwenkiesrecht' in het Groninger Museum schreven wij eerder dit artikel.