Wat was de Sociëteit van Suriname?
‘Een onderneming die deze kolonie bestuurde van 1683 tot 1795. De meeste mensen denken dat de West-Indische Compagnie dat deed. De WIC was weliswaar de enige organisatie in de Republiek die van de Staten-Generaal in het Atlantisch gebied handel mocht drijven en kolonies mocht stichten, maar had daar niet de middelen toe en eigenlijk ook niet de ambitie. Dus richtte men een systeem in van patroonschap, waarbij particulieren kolonies konden verwerven. Dat was vooral populair in het midden van de zeventiende eeuw. Ook provinciale en stedelijke overheden investeerden in koloniale projecten. De Sociëteit van Suriname was een samenwerkingsverband van de WIC, het stadsbestuur van Amsterdam en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck, die alle drie een even groot aandeel in het bestuur hadden. De hoofdzetel was in Amsterdam.’
Een andere populaire misvatting, zo schrijft u in uw boek, is dat het de Nederlanders om handel te doen was.
‘Ja, want er was in de achttiende eeuw praktisch geen handel meer tussen Nederland en de inheemse bevolking van Suriname. Plantage-eigenaren verscheepten de producten van hun plantages naar de Republiek en pas dan werden ze verkocht of verhandeld. De Sociëteit van Suriname gaf geen prioriteit aan handeldrijven, maar aan het organiseren van de productie en de instandhouding van een deeltje van het Nederlandse imperium. Het geld werd door de Sociëteit binnengehaald door belasting te heffen. En de hele begroting ging op aan oorlog voeren tegen inheemsen, marrons [van plantages weggevluchte slaven, red.] en Europese concurrenten.’
Lees het hele interview met Karwan Fatah-Black op de website van Historisch Nieuwsblad.