Het economische belang voor de stad was groot. Zo wordt in een document uit 1730 gesteld dat vrijwel iedere Amsterdammer – arm of rijk – een stuk brood aan Suriname verdiende. De producten uit Suriname waren gebaseerd op de arbeid van mensen in slavernij.
In deze tentoonstelling staan dertien Amsterdammers centraal die betrokken waren bij de slavernij in Brazilië, Curaçao, Indonesië, Berbice en op zee. Zwart en wit, rijk en arm, man en vrouw. Als slavenhandelaar, matroos of dienstbode. Van weeskind tot notaris.
De tentoonstelling loopt nog tot en met 11 oktober 2020. Kijk voor meer informatie op de website van Stadsarchief Amsterdam.