Dan hoort ze dat er mensen worden aangeworven voor plantages in Suriname, een voor haar onbekend land. Ze vertrekt naar Tjandong Priok, de haven van Batavia (nu Jakarta) en na twee dagen wachten in het depot vertrekt het schip, de Simaloer I.
Na een bootreis van ruim een maand komen ze aan in Suriname. Bok Martosentiko wordt toegewezen aan suikerrietplantage Zoelen, waar ze een vijfjarig contract zal uitdienen. Ze wordt ondergebracht in een van de barakken voor alleenstaanden. De kamer is klein en gehorig en biedt nauwelijks privacy aan een vrouw alleen.
Omdat ze zich naar eigen zeggen ‘netjes’ gedraagt tegenover de Hollandse opzichter, valt ze al snel diens gratie. Ze mag het zware veldwerk verruilen voor werk als verpleeghulp in het plaatselijke hospitaal. Na haar contract besluit ze in Suriname te blijven. Ze trouwt en vestigt zich samen met haar man in de nabijheid van de plantage. Op hun kostgrondje verbouwt hij de groente verbouwt, die zij op de markt in Paramaribo verkoopt.
Precies vijftig jaar later kondigt premier Arron onverwacht aan dat Suriname op 25 november 1975 onafhankelijk zal worden. De Javaanse leiders Somohardjo en Dasiman roepen de Javanen op om hun toevlucht te nemen tot Nederland, omdat zij vrezen dat er in het onafhankelijke Suriname alleen plek zal zijn voor de Afro-Surinamers.
Bok Martosentiko en haar man sluiten zich bij de politieke leiders aan. Met in totaal 304 oudere Javanen komen ze daags voor het uitroepen van de onafhankelijkheid in Nederland aan, waar ze gehuisvest worden in het oud-seminarie Beekvliet in Sint Michielsgestel. Zoveel jaar later wordt er voor de groep het Javaans-Surinaamse bejaardenoord Nieuw-Beekvliet gebouwd,. Daar zal bok Martosentiko op 95-jarige leeftijd haar laatste adem uitblazen.
Tussen 1890 en 1939 worden er in totaal 32.956 Javanen van de ene kolonie in de Oost naar de andere in de West overgeplant om eerst de plantagelandbouw en later de kleinlandbouw een economische impuls te geven. Tot 1930 worden de Javanen geronseld als contractarbeider. Op de plantages werken ze onder een strikt arbeidsregime, waarbij op onder andere werkweigering, ‘luiheid’ en het ongeoorloofd verlaten van de plantage strenge straffen staan.
Na 1930 worden de Javanen als ‘vrije arbeider’ geronseld, waarbij ze niet langer individueel, maar in gezinsverband naar Suriname worden overgebracht. Gouverneur Kielstra, een oud-Indiëganger die Suriname wil ‘verindischen’, heeft plannen klaarliggen om hele dorpen tegelijk naar Suriname over te planten, maar de Tweede Wereldoorlog steekt daar een stokje voor.
Waarom weten wij in Nederland zo weinig over Javaanse Surinamers, terwijl hun geschiedenis toch een gedeelde geschiedenis is die onderdeel uitmaakt van de Nederlandse geschiedenis? Als de Nederlandse planters en bestuurders het in die tijd immers niet ‘rechtvaardig’, zelfs ‘humaan’ hadden gevonden om de Javanen van het overbevolkte Java over te brengen naar het dunbevolkte Suriname, dan had hun geschiedenis eenvoudigweg geen aanvang genomen.
Een even zo belangrijke vraag om te stellen is: waarom zijn we nog steeds geneigd om de Nederlandse koloniën in de Oost en in de West voor te stellen als twee strikt van elkaar gescheiden levenssferen, terwijl zij in werkelijkheid nauw met elkaar vervlochten waren? Menig bestuurder, waaronder de eerder genoemde gouverneur Kielstra, maakte eerst carrière in de Oost, voordat zij naar Suriname vertrokken.
Vice versa waren er vele Surinaamse soldaten die vanaf de jaren ’20 van de vorige eeuw vanuit Suriname naar de Oost vertrokken om in de zogenaamde ‘buitengewesten’ opstanden van Indonesiërs te helpen neerslaan. Tijdens de Japanse bezetting zouden zij, net als de overige KNIL soldaten, gevangen worden gezet in krijgsgevangenkampen, om na Japanse de capitulatie ingezet te worden in een dekolonisatieoorlog die niet de hunne was.
En dan waren er nog Indische Nederlanders als mijn vader, die na de onafhankelijkheid van Indonesië noodgedwongen de oversteek naar Nederland hadden moeten maken, hier vervolgens niet konden aarden en zich als onderwijzer of verpleegster naar de West lieten uitzenden.
Oost en West zijn meer met elkaar verbonden dan wij ons beseffen. Tijd om daar verandering in te brengen! Op 9 augustus van dit jaar is het precies 130 jaar geleden dat de eerste groep Javanen in Suriname aankwam. Laten we deze dag gezamenlijk stilstaan bij de geschiedenis van Javaanse Surinamers. Hun geschiedenis is een gedeelde geschiedenis, dus verdienen hun verhalen en herinneringen het om gehoord en erkend te worden.
Meer lezen?
Het boek Stille Passanten. Levensverhalen van Javaanse ouderen in Nederland (KIT Publ. 2008) van Yvette Kopijn en Hariëtte Mingoen is in zeer beperkte oplage te bestellen bij STICHJI. In 2021 zal het proefschrift van Yvette Kopijn verschijnen.