In 1714 liet Cornelis Chastelein zijn landgoed Depok op West-Java na aan 150 tot slaaf gemaakten. Zij kregen naast hun vrijheid ook een deel van zijn kapitaal en goederen om daarmee een landbouwkolonie te vormen.
Slavernij was in de VOC-tijd een belangrijke bouwsteen van de koloniale maatschappij in Nederlands-Indië. Pas in 1860 werd het formeel afgeschaft. De Depokbevolking kreeg dus een uitzonderlijke positie in de koloniale samenleving. Ze waren vrijgemaakt, christen (in tegenstelling tot de Islamitische Javaanse bevolking) en hadden toegang tot onderwijs en beroepen die niet voor de Javaanse bevolking waren weggelegd. Geleidelijk aan begonnen de Depokkers te vernederlandsen en een aantal van hen kreeg 'juridische gelijkstelling' met de Europese minderheid in Nederlands-Indië. Met alle gevolgen van dien tijdens de Japanse bezetting. Ze werden gezien als handlangers van de koloniale overheersers en opgesloten in interneringskampen. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 hield het geweld niet op. Tijdens de Bersiap werden zij door nationalistische jongeren vervolgd.
De tentoonstelling laat de levens zien van verschillende Depokkers en hun nazaten. Tot op de dag van vandaag hebben zij nog steeds contact met elkaar.