Onlangs vond de uitreiking van Jonge Historicus van het Jaar plaats. Een eervolle titel waar ik als een van de genomineerden om mocht strijden. Naast een tweede prijs, leverde de avond ook interessante gespreksstof op. Er werd namelijk aangehaakt op de Maand van de Geschiedenis, dat deze oktober in het teken staat van ‘Aan het werk’.
Tijdens de bijeenkomst werd er ingegaan op verloren beroepen zoals de petroleumboer, de porder (die mensen op verzoek wekte) en de klopjes (een speciale geestelijke orde van katholieke vrouwen). Op de terugweg telden we de opsomming door: de melkboer, de lantaarnopsteker, de kruidenier. We bereikten de conclusie dat er zelfs bij bestaande beroepen veel facetten verloren zijn gegaan. Van het oude ambacht naar efficiëntie en massaproductie.
Een ontwikkeling die ik dichtbij huis verder kan bespreken. Mijn vriend is schilder, net als zijn vader, die als een van de weinigen nog opgeleid is tot meester-schilder. Dat meesterschap betekent onder andere dat hij de kunst verstaat van het marmeren, houten en het werken met bladgoud. Technieken die tegenwoordig nog maar sporadisch toegepast hoeven worden. Gelukkig heeft hij de interesse voor het oude vakmanschap doorgegeven. Niet alleen aan mijn vriend, maar ook aan mijn zwager, die als timmerman werkzaam is.
Het opkalefateren bleek een hele klus
Geschikte kandidaten voor een restauratieklus, zo dachten mijn ouders, want de originele lijkdeuren van hun boerderij uit 1768 verkeerden in slechte staat. Het opkalefateren bleek een hele klus, want hoewel de verrotte stukken al snel vervangen waren voor nieuw hout, was het best ingewikkeld om al dat oude ambachtswerk te kunnen ontleden en ze zo goed mogelijk te herstellen.
De woorden waarmee de lijkdeuren door de mannen worden geanalyseerd, moeten eeuwen geleden ook al door hun voorgangers zijn uitgesproken. Ze hebben het veelvuldig over de dikke laag loodplamuur onder de verf, de ‘pen en gat verbinding’ in het ‘stijl en regelwerk’, de deuveltjes, de panelen met sierlijsten en bossing, de mengeling van Amerikaans grenen en eikenhout.
Ze hebben de paneeldeuren – aan de binnenkant pasteltinten, en de buitenkant Heerengrachtengroen – inmiddels kaal, er is nieuw glas geplaatst en intussen helpt zelfs de compagnon van mijn schoonvader mee om de puntjes op de i te zetten. Tijd voor mij om eens de functie van die deuren te bestuderen.
Verspreid door Nederland – en in Friesland vooral in de Bouhoeke – zijn op grote boerderijen twee deuren aan de noordkant van het huis te vinden. Geplaatst in de richting van het dodenrijk, zodat de geesten hun weg terug niet meer zullen vinden, zo werd vroeger gedacht. Alleen met rouw en trouw mochten de deuren geopend worden. Er gaat zelfs een theorie dat de lijkdeuren aan de binnenkant onzichtbaar werden gemaakt, door er overheen te behangen. Op de dag van de begrafenis kwam de schilder langs om de deur weer vrij te maken, zodat de kist via die uitgang naar buiten gedragen kon worden.
Alsof het oude ambacht nooit van de deuren is verdwenen
Het is bijzonder dat het restauratieteam van schoonfamilie met zoveel geduld en voorzichtigheid de sporen van die vroegere schilders en timmermannen probeert te behouden. Alsof het oude ambacht nooit van de deuren is verdwenen. Misschien niet een efficiënte of lucratieve onderneming, maar wel een hele waardevolle. Want hoewel ik hoop dat de deuren straks maar lang gesloten mogen blijven, hebben ze nu in ieder geval gediend als doorkijkje naar een verleden van andere betekenis, technieken, materialen en vaklui.
Deze column verscheen ook op zaterdag 30 oktober in de Leeuwarder Courant.