Artikel

Leren van pest, pokken en hongersnood

Artikel door: Philip Dröge

Na een ramp ontstaat een nieuw ijkpunt, dat nog eeuwen kan standhouden. De ramp wordt het begin van een oorlog, van een andere politiek. Of van een nieuwe levenshouding: ‘De uitbarsting van de Laki was pas erg.’ Rampen zijn de fundamenten waarop we het heden bouwen, constateert Philip Dröge.

Een mobiele telefoon met zo’n antenne die je eruit moet trekken als je wilt bellen. Een afgescheurd tourniquet van de metro. Een brandweerauto, maar dan alleen de voorste helft, de achterkant hebben ze nooit gevonden. Alles voorzien van een vreemd soort gruizig patina.

Als de klap maar hard genoeg is, veranderen alledaagse voorwerpen instant in archeologische vondsten, dacht ik toen ik deze zomer door het museum van de staat New York slenterde. Daar is een permanente tentoonstelling ingericht van objecten die na de aanslag op het WTC van 11 september 2001 in het puin zijn aangetroffen.

De druk van de instortende torens heeft stof, staal en plastic geïmpregneerd met het beton van het World Trade Center, zo vertelde een bordje over het grijze laagje op alles. Daardoor lijken de tentoongestelde spullen veel ouder dan ze zijn, alsof een Lenape-indiaan die Motorola duizenden jaren geleden gebruikte op het puntje van Manaháhtaan in plaats van een beurshandelaar twee decennia geleden in Manhattan.

Rampen zetten de geschiedenis even stil, bewees deze tentoonstelling mij weer eens. In één klap maken ze zelfs de meest banale spullen museabel. Een betere conservatie is nauwelijks denkbaar.

Voor wie geïnteresseerd is in het verleden, zijn rampen stiekem een fantastisch fenomeen. Nergens is de focus zo scherp en loopt de tijd zo langzaam als op het moment van onnoemelijke pijn en ondraaglijk leed. Nooit verzamelen mensen instinctmatig meer informatie over hun eigen era dan na het ondenkbare. Een ramp is daardoor altijd een fundgrube voor historici. Niet voor niets schreef ik een boek over een ramp, De schaduw van Tambora, over een vulkaanuitbarsting van nucleaire proporties en het daaropvolgende wereldwijde jaar zonder zomer.

Soembawa was een stil eiland, tot de Tambora explodeerde. Rampen promoveren gewone mensen, plekken en gebeurtenissen tot de eredivisie van de geschiedenis. Pompeï was weinig meer dan een Zoetermeer of Nieuwegein van de klassieke wereld; nu dolen we door de oeroude straten en kunnen ons even Romein wanen. De Titanic was ondertussen allang gesloopt en omgesmolten tot blikjes hondenvoer, ware het niet dat een ijsberg ongebruikelijk ver naar het zuiden dreef en het schip tot icoon beukte.

Niet zelden zijn rampen ook keerpunten in de geschiedenis. De grote aardbeving van Lissabon in 1755 veranderde Portugal ingrijpend, en met enige vertraging de hele westerse wereld. De impotente adel verloor aan macht, ten koste van meer doortastende politici uit de burgerij. Dat juist in zo’n vroom land als Portugal veel kerken waren ingestort, zette mensen aan het denken. Immanuel Kant begon analytisch te redeneren, in plaats van theologisch. Voltaire verloor zijn geloof in een ideale wereld en schreef daarover Candide. Wie het exacte begin van het einde van het christendom in Europa wil bepalen, komt uit in de straten van Lissabon.

Na de aanslag. Bezoekers bekijken objecten die zijn teruggevonden na 9/11.

GIFTIGE STOOM

We kunnen dus niet om rampen heen. Ook niet als we het heden willen begrijpen. In 2009 was ik in IJsland om een reportage te maken over hoe de bevolking omging met de desastreuze financiële crisis die het land had getroffen. Ik sprak allerlei IJslanders, die nauwelijks onder de indruk leken van wat er was gebeurd. Hoe kon dat? Was hun munt niet gedevalueerd tot pleepapier? Hadden ze per hoofd van de bevolking niet een paar miljoen schuld? Was hun economie niet ingestort?

Een historicus legde me uit dat het een voetnoot was in hun geschiedenis, een bagatel. Het barre land midden op de oceaan was veel erger gewend. Nog begreep ik het niet. Om zijn punt uit te leggen, nam hij me mee naar de zomer van 1783. Toen barstte de Laki-vulkaan uit, prachtig gelegen aan de zuidkust van het eiland. Geen opzienbarende gebeurtenis in het land dat eigenlijk één grote caldera is.

Behalve dat de vulkaan deze keer een bijzonder zure aswolk uitstootte. En bleef uitstoten; het duurde weken voor de vulkaan weer kalmeerde. Giftige regen kwam ondertussen op de paar armetierige akkers van IJsland terecht, terwijl de aswolk de zon tegenhield. Het was toevallig vlak voor het korte oogstseizoen en alle gewassen gingen dood.

Een vijfde van de IJslandse bevolking stierf. Of direct, door de uitbarsting, of van de honger. Terwijl het eiland al zo dunbevolkt was, want enkele decennia eerder was een kwart van de mensen omgekomen door een uitbraak van de pokken. Het bevolkingscijfer was toen net weer op het niveau van voor de pest, enkele eeuwen eerder. Het cliché dat een ramp nooit alleen komt, is zeker geen IJslandse sage.

Dramatische cijfers, maar toch gingen sommige IJslanders dus níét dood. Niet aan de pest, niet aan de pokken, niet aan de vulkaan en niet aan het voedseltekort. Deze geharde types kregen kinderen, die collectief leerden dat niets zo erg was als wat eerder was gebeurd, een boodschap die zij ook weer doorgaven. Rampen zijn de fundamenten waarop we het heden bouwen.

Ik ging met de professor een biertje doen in een kroeg waar het ondanks alle ellende erg sfeervol was. De gedevalueerde kronen die mensen nog in de portemonnee hadden, zetten ze om in gezelligheid. Ineens schaamde ik me dat ik over zoiets lulligs als een economische crisis schreef. De volgende dag huurde ik een auto om de Laki te bezoeken en nam me voor meer over vulkanisme te schrijven. Ik kwam in een sneeuwstorm terecht en glibberde over de weg, maar lachte erom. Het kon zoveel erger.

Catastrofaal. De aardbeving in Lissabon verwoest de hele stad.

ROMANTISCHE AVOND

Rampen leren ons dus meer over de geschiedenis dan decennia van voorspoed. Ze vormen de mensheid en geven de maatschappij een richting. Waarom vieren we deze gebeurtenissen dan eigenlijk niet uitbundig? Ik zie de traditie al voor me: elk jaar zouden de IJslanders op de dag van de uitbarsting van de Laki bij elkaar moeten komen voor een bacchanaal om te herdenken dat het opnieuw niet 1783 is en het leven ze toelacht.

Het makkelijke antwoord is dat we het niet netjes vinden om te juichen bij zoveel menselijk leed, zelfs van eeuwen her. Maar onze relatie met grootschalig onheil is complexer. Aardbevingen, overstromingen en storm zijn onverschillig, dat is misschien nog wel het engste eraan. Je kunt ze niet tegengaan door een dieet met veel vezels of door autogordels te dragen. Ze fascineren ons, maar we doen het ook in onze collectieve broek.

Dat zo menselijke trekje, empathie, doet de rest. Het vult de morele leegte van een desastreuze gebeurtenis met ons id en superego. Je kijkt naar de onweerstaanbare kracht van een ramp, hoe lang geleden ook, en je kijkt tot je schrik in een spiegel. Die versteende lijken in Pompeï? Dat zijn wij. Alleen bij de gratie Gods kijken we in korte broek, likkend aan een ijsje, naar de verwrongen kadavers.

Hoe recenter rampen zijn, hoe makkelijker we onszelf kunnen plaatsen op de plek des onheils. Soms letterlijk. Die Twin Towers? Ik heb daar nog een romantische avond meegemaakt, in het restaurant Windows on the World. Het was maar een jaar voor die twee Boeings naar binnen vlogen. À propos vliegtuigen: ik heb ooit vlucht MH17 genomen. Die bracht me naar Azië, alwaar ik op een strand lag waar twee jaar later een tsunami aan land kwam.

Iedereen heeft waarschijnlijk wel zo’n verhaal. We herinneren ons plekken des te beter omdat er later iets vreselijks is gebeurd. Rampen zijn geheugen. Maar dan wel het gedeelte dat we het liefst niet te vaak bezoeken. Ze zitten in het laatje waarin we alle zaken stoppen die ons boven de pet gaan. Alleen zo kunnen we er voorzichtig zo nu en dan naar loeren, gewapend met de juiste copingmethodes. Herdenken, soit, maar vieren is echt een brug te ver.

De overvloed aan gebutste, gebroken en gescheurde spullen in het museum van New York maakte grote indruk op me. Vooral, zo drong pas na een tijdje tot me door, omdat bij al die objecten dode mensen horen. Sommigen zijn zelfs nooit teruggevonden. Hun lichamen zijn gedesintegreerd door de kracht van kerosine en beton; misschien maken ze wel deel uit van het grijze laagje dat op alles zit. Consumentenproducten als grafmonumenten – rampen zijn vaak ook absurd.

GEHAVEND EN KWAAD

Maar het was één onbeschadigd object dat me meer vertelde over de geschiedenis na 9/11 dan welk stuk verbogen staal ook. In de tentoonstellingsruimte staat de container die in de eerste weken na de klap dienstdeed als een plek waar nabestaanden en overlevenden een stil moment konden hebben of juist contact konden zoeken met elkaar. Het ding is in de hoogst mogelijke dichtheid beplakt met foto’s, knuffeldieren, brieven en kledingstukken. Pogingen om te herinneren, maar vooral om houvast te hebben in een groteske nieuwe wereld.

Het enorme verdriet van 11 september liet de Amerikaanse geschiedenis, en daarmee die van de wereld, door een wissel lopen, vertelde deze container. Ineens stonden de Verenigde Staten weer midden in de wereld, gehavend en kwaad. Het relatieve isolationisme van de post-Sovjet-era was in twee enorme klappen voorbij. Zonder 11 september geen Barack Obama met zijn boodschap van hoop. Maar ook geen Donald Trump, met zijn dikke middelvinger naar de wereld. Beide campagnes zijn geboren op de puinhopen van de twee torens.

De smart van die container leverde oorlogen op die niet te winnen waren. De belofte van makkelijke oplossingen en scheve ogen tussen bevolkingsgroepen. Verdriet als de grote herschikkende kracht in de wereld. Rampen zelf zijn niet de aanjagers van verandering, het zijn de mensen die overblijven en proberen een draai aan hun gekwetste levens te geven. Het is Darwins evolutiesprong, maar dan de historische versie. Bij elke ramp marcheren we ineens een andere kant op en is niets meer zoals het was, in positieve of negatieve zin. Wat zal de volgende ons brengen?

Vulkaan. Pompeï gaan ten onder na de uitbarsting.

Philip Dröge is schrijver en journalist.

Dit is een artikel uit het Maand van de Geschiedenis-magazine