Artikel

Een schitterende puinhoop

Door Dagmar Dirkx

Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten zich inspireren door 19e eeuwse artefacten uit het Rijksmuseum vanuit één kernvraag: wat zie je als je met oog voor naderend onheil naar deze objecten kijkt? Met Dagmar Dirkx kijken we naar het schilderij Mediterende monnik bij ruïne in de nacht uit 1862 van Frederik Marinus Kruseman. ‘We moeten het even hebben over korstmossen.’

Frederik Marinus Kruseman, Mediterende monnik bij ruïne in de nacht, 1862

We moeten het even hebben over korstmossen.

Ziet u die kleine, geelgroene verftoets op het stenen bankje? Wellicht is dat een Dragonderdooiermos. En boven de spitsbogen van de kapel? Een kerkschotelkorst. Voor de fijnproevers zijn hier nog de witgerande stofkorst, de dikke blauwkorst of de zwarte grafkorst te vinden. De hele abdijsite van Villers-la-Ville is één groot korstmossenfestijn.

U bent hier niet voor de witte dijkringkorst, dat weet ik ook wel. U kocht een kaartje in de hoop op een portie betaalbare romantiek, dacht aan een gezellige speurtocht naar een complexloos verleden. Lekker griezelen bij andermans apocalyps, bij ruïnes en scherven die niet de uwe zijn.

Begrijp me niet verkeerd. U heeft recht op dat vluchtpunt. Net daarom laten we vele kauwgommossen of topkapselmossen ongemoeid: een beetje verval staat namelijk nooit mis. Dat geldt ook voor Villers-la-Ville. De mossen verschenen al bij de eerste steenlegging in 1190. Aan een onverstoorbare 0,1 millimeter per jaar bloeiden ze tijdens revoluties, overleefden menig onafhankelijkheidsstrijd, hielden stand na Wereldoorlogen en krabbelden als eerste terug recht na een kernramp. Ze keken toe hoe Frederik Marinus Kruseman een mediterende monnik voor de eeuwigheid probeerde vast te leggen in 1862. Vandaag schimmelen ze nog steeds lustig verder. Geen pilaar blijft onaangetast, geen baksteen is veilig.

Vroeger lieten we de korstmossen rustig hun gang gaan. Vandaag verkiezen we soms een onaangetast verleden. Dat blijkt uit het volgende bericht van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten:

Afhankelijk van de perceptie of de begroeiing door korstmossen als storend wordt ervaren, kan besloten worden tot maatregelen, waarbij gekozen kan worden tussen verwijdering en bestrijding.

Misschien staat u al met een fles onkruidverdelger in de aanslag. Klampt u zich vergeefs vast aan een wereld waarin verdoemenis maakbaar lijkt. Toch kan ik u verzekeren: elk verzet tegen deze kolonisering is zinloos. De korstmossen laten zich niet temmen.

Weet u, ooit zullen de contouren van deze monnik vervagen. De eerste craquelures verschijnen al rondom zijn kaalgeschoren hoofd. Uiterst geduldig zullen de korstmossen zich een weg richting zaal Romantiek banen, zich traag mengen met Krusemans penseelstreken. Totdat uiteindelijk ook de hand van het Rijksmuseums beste restaurator wordt verzwolgen.

Zelf bezwijk ik liever en geef me over. Aan hun extatische kleuren, grillige vormen, bevreemdende structuren en tongbrekende namen. Aanbid ik alg en schimmels’ schitterende symbiose. Verlekker ik me aan dat fantastisch vuilgeel, oranjeblauw, grijsgroen, vuurrood spektakel.

Aan tufschotelkorsten, bruine schotelkorsten, muurblaaskorsten, oranje boomzonnetjes, Engelse dropkorsten, open rendiermossen, alpenbloedkorsten, purperen geweimossen, bleekgele boerenkoolmossen, sterretjeskorsten, duinabrikoosjeskorsten, zachte kalkstippelkorsten, waddenknoopjeskorsten, valse bosschotelkorsten, dunne zeestippelkorsten of gewone landkaartmossen.

Overwoeker mij maar.

Dagmar Dirkx (1993) is schrijver, curator en kunsthistoricus. In argos - centrum voor audiovisuele kunsten werkt hen aan een onderzoek naar experimentele video en film in de jaren zeventig. Vergeten pioniers uit het verleden inspireren hun denken en schrijven. Dagmar schreef onder meer voor Metropolis M, Fantômas, De Witte Raaf en TIM Magazine

Artefact: Collectie Rijksmuseum, Amsterdam 

Portret auteur © Marianne Hommersom