Beviel het u om als essayist van de Maand van de Geschiedenis een ode te brengen aan de wetenschap onder de term ‘Eureka’?
‘Absoluut, maar de term “Eureka” vind ik minder. Ik vroeg of ik dit kon toelichten in mijn essay. En dat mocht, dat vonden ze wel spannend.’
Wat is u bezwaar tegen ‘Eureka’?
‘Het woord suggereert dat wetenschap het resultaat is van geniale ingevingen. Maar zo gaat het vaak niet. Een ontdekking kan een kwestie zijn van toeval. Of zelfs een kwestie van de verkeerde conclusie trekken en dan toch uiteindelijk met iets goeds komen. En daarna is het nog een enorme stap tussen de eigenlijke ontdekking en die nuttig maken voor de samenleving.’
Verbazingwekkend dat een ontdekking een kwestie van toeval kan zijn.
‘Ik beschrijf onder andere de ontdekking van penicilline door de Schotse arts Alexander Flemming. Die kwam toevallig net van vakantie terug en ontdekte in zijn lab dat er per ongeluk een afdekglaasje van een kweekschaaltje was gegleden. Er was een schimmel gegroeid die de ziektebacteriën die hij kweekte had gedood.’
Wist Flemming meteen dat hij een belangrijke ontdekking had gedaan?
‘Hij wist dat hij iets had ontdekt waarmee hij ziektekiemen in het gareel kon houden, maar hij kon de stof niet in zuivere vorm isoleren. Hij ging met Amerikaanse onderzoekers samenwerken, die daar wel in slaagden. Maar twintig jaar later kreeg penicilline pas echt een stimulans: in de Tweede Wereldoorlog gingen ze het op grote schaal produceren om gewonde soldaten te genezen. Daar hebben we nu profijt van. Dankzij penicilline, oftewel antibioticum, hebben we een medicijn voor infectieziekten.’
‘Onderzoek van vrouwen werd lang niet serieus genomen’
Een wetenschappelijke uitvinding is dus vaak het resultaat van een langdurig proces?
‘Precies. En in het eerste deel van mijn boek schrijf ik ook dat er in de wetenschappelijke wereld enorme vooroordelen heersten. Zo werd het werk van vrouwen heel lang niet serieus genomen. Ook werd gedaan alsof wetenschap een westerse uitvinding is. Ik geef allerlei Chinese en Arabische voorbeelden die aantonen dat dit niet het geval is. Het getal nul is bijvoorbeeld een Indiase uitvinding.’
Was de oosterse cultuur ooit in wetenschappelijk opzicht verder dan de westerse?
‘Ja, maar dat veranderde met de ontdekkingsreizen in de zeventiende eeuw. Europeanen liepen in vreemde landen tegen allerlei dingen aan die ze niet konden verklaren. En zo komen we bij de “kruiden en kokkels” uit de titel van mijn boek, die verwijzen naar de Duitse botanicus Georg Rumphius. Hij begon met het documenteren van biodiversiteit. Hij heeft wetenschappelijk een heel belangrijke rol gespeeld, maar bijna niemand kent die. Als twintiger werd hij geronseld door de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de VOC, en zo kwam hij terecht op Ambon, als onderkoopman in specerijen. Het koopmanschap interesseerde hem niet; hij wilde de tropische natuur beschrijven.’
Daar had de handelsmaatschappij hem natuurlijk niet voor ingehuurd?
‘Nee, maar ze zagen wel dat hij heel begaafd was. Hij kon ook ontzettend goed tekenen. Op het gymnasium had hij Latijn geleerd, hij had aanleg voor talen en beheerste niet alleen Ambonees, maar ook Arabisch. Rumphius stelde voor om alle planten, kruiden, schelpen en mineralen die hij zag te beschrijven. De VOC stelde belang in zijn werk uit commercieel oogpunt: ze wilden weten wat de Molukken aan kostbare specerijen te bieden hadden.’
Werd hij vrijgesteld door de VOC om de Indische flora en fauna te tekenen?
‘Inderdaad. Goedgemutst ging hij aan het werk en hij trouwde met een lokale vrouw. Maar toen hij 43 jaar was, sloeg het noodlot toe: hij werd blind. Maar zijn blindheid weerhield hem er niet van om zijn werk voort te zetten. Met de hulp van zijn vrouw, een assistent en tekenaars die de VOC hem ter beschikking stelde. Hij dicteerde zijn beschrijvingen niet in het Latijn, want dat beheerste de assistent niet, en hij voelde alle tekeningen met zijn vingers na.
Maar toen sloeg het noodlot nogmaals toe: door een aardbeving, die in 1674 ook een tsunami veroorzaakte, kwamen zijn vrouw en dochters om. Een kleine witte orchidee heeft Rumphius naar zijn echtgenote genoemd, omdat hij zoveel aan haar te danken had. Heel ontroerend.’
‘Rumphius werd pas postuum beroemd’
En nog was zijn ellende niet voorbij.
‘Delen van zijn werk vergingen bij een brand in zijn bibliotheek, en er gingen manuscripten verloren in zee bij een scheepsramp, maar toch werkte hij door. In de zeventiende eeuw was het gebruikelijk om plantensoorten alfabetisch te ordenen, maar Rumphius maakte een indeling op basis van familie, geslacht en soort. Hij ontwierp een systematiek waarop Carl Linnaeus in de achttiende eeuw voortborduurde. Na omzwervingen is veel van zijn originele handgeschreven werk bij de Universiteit Leiden terechtgekomen, waaronder zijn Ambonees Kruidboek. Tijdens zijn leven is er trouwens geen boek van hem gedrukt. Postuum werd hij beroemd.’
Wat zou zijn drive zijn geweest?
‘Op mijn kast staat een van zijn tekeningen van een plantje – als je ziet hoe ontzettend mooi, elegant en esthetisch dat is! Het draait allemaal om nieuwsgierigheid naar de omgeving waarin wij mensen leven. Nieuwsgierigheid is een vermogen dat we volgens mij allemaal hebben, maar dat we vaak kwijtraken. Het zit in heel simpele vragen, die kinderen ook zouden stellen: “Waarom is gras groen?” Maar wat onderzoekers onderscheidt, is hun grote doorzettingsvermogen.’
Dat kun je bij Rumphius gerust stellen.
‘Voor mij is hij een heel goed voorbeeld van wat wetenschap vergt: ontzettend veel doorzettingsvermogen, geduld, zorgvuldigheid, en het vermogen om te werken in eenzaamheid.’
U beschrijft nog een andere wetenschapsbeoefenaar.
‘Ja, de Nederlandse arts Christiaan Eijkman. Met zijn verhaal wil ik andere aspecten van de wetenschap illustreren – dat er conflicten en jaloezie kunnen spelen. Dat er verwarring kan optreden, dat niet altijd duidelijk is wie wat ontdekt heeft.’
Waar speelt zijn verhaal zich af?
‘We springen 200 jaar vooruit in de tijd en belanden op Java. In Batavia zat het koloniale bestuur rond 1900 in z’n maag met een geweldig probleem: allerlei Europeanen vielen plotsklaps dood neer. De beriberi-patiënten, zoals ze heetten, zakten door hun benen en vielen om. Hetzelfde gebeurde ook bij kippen. In die tijd waren net bacteriële ziekteverwekkers ontdekt en daarom werd besloten om de jonge briljante arts Christiaan Eijkman op zoek te laten gaan naar de ziekteverwekker die beriberi veroorzaakte, zoals men destijds veronderstelde.’
Hoe onderzocht hij dat?
‘Eijkman deed experimenten op een kippenfarm, maar vond niets. Toen ontdekte zijn medewerker Gerrit Grijns dat de kippen herstelden als ze geen witte rijst kregen, maar zilvervliesrijst. Twintig jaar lang was er een verhitte internationale discussie tussen artsen over een mogelijk giftige stof. Totdat Grijns de hypothese ontwikkelde dat beriberi niet werd veroorzaakt door een bacterie, maar dat de oorzaak lag in een voedingstekort.’
Een baanbrekende ontdekking.
‘Dat vond men toen ook. Voor de ontdekking van gebreksziekten werd in 1929 de Nobelprijs toegekend. Maar wie kreeg hem? Niet Grijns, maar Eijkman, die twintig jaar lang aan de verkeerde hypothese had vastgehouden.’
En heeft hij de Nobelprijs in ontvangst genomen?
‘Jazeker! Wat ik hiermee wil illustreren is dat het er in de wetenschap soms oneerlijk aan toegaat. De wetenschappelijke methode is rationeel en geordend, je moet experimenteren en gegevens verzamelen om een hypothese te toetsen. Wetenschap is niet zomaar een mening, zoals tegenwoordig wel wordt beweerd. Maar ik gebruik Rumphius aan de ene kant en Eijkman en Grijns aan de andere om te laten zien hoe complex wetenschap is, en hoe groot ook de menselijke invloed.’
Louise O. Fresco
Kruiden, kokkels en kippen. Wetenschap als ontdekkingsreis
€ 4,99
64 p.
Uitgeverij Prometheus
Verkrijgbaar vanaf 27 september 2023
Tijdens de Maand reist Louise Fresco door het land om te vertellen over haar essay.
Klik hier voor alle data en locaties.
Foto Louise Fresco: © Annabel Oosteweeghel