de belofte en ik kennen elkaar door en door
wat ik aanraak verandert in iets van waarde
ik werk onafhankelijk/onpartijdig/onberispelijk/integer/deskundig
ik kan voelen of een grens kunstmatig is
geslepen
eerst dof was
toen is opgepoetst
het koor zingt ondertussen een meeslepend lied
dat zich maar al te graag als draad door de tijd laat spannen
in het beste verhaal dat ik schreef
heb jij je dieptepunt bereikt
ik vertel het graag en vaak
zodat het een lichaam krijgt
je draagt een schitterend pak
wijde pijpen, pailletten en praatjes
iedereen hangt aan je lippen
je klinkt zo wijs geloof me maar
een duim prikt een gaatje in de kern van de aarde
mislukt spiegeleitje
goud stroomt door de rivieren
erodeert het landschap
bloedt dood droogt op blijkt plaag
mijn bewegingen zijn verticaal
ik heb toch niets met de horizon te maken
ik ga geblinddoekt te werk
maar af en toe stel ik me het tij voor, kerend, de zee
een lap stof die door twee grote handen
omgevouwen, opgetild, in de lucht gehangen wordt
grijsblauw gewelf waarin het licht zo fel reflecteert
dat iedereen het snapt
dit is het einde, of iets wat daarop lijkt
ik hoop op een hemellichaam dat al die tijd de score bijhield
en op haar beurt de plek van de zee inneemt
o ja ik mikte op je voorhoofd maar wist niet dat het je zo raken zou
sorry als het je zo raakt
was ik ook in mijn wankelen standvastig?
als ik mijn armen op de grond laat rusten weegt alles evenveel als alles
als ik mijn armen op de grond laat rusten weegt alles evenveel als alles
Femke Zwiep (1999) schrijft poëzie over ziekte, gekte, geloof en magie. Ze studeerde Creative Writing aan ArtEZ Arnhem, droeg onder meer voor tijdens Vers van het Mes en op Lowlands en publiceerde in DW B, De Internet Gids en Wobby.club. Ze is redactielid bij Samplekanon en werkt aan haar debuutbundel.
Artefact: Collectie Rijksmuseum, Amsterdam
Portret auteur © Marianne Hommersom