Artikel

Het belangrijke werk

Francesca Birlogeanu

Achttien jonge Vlaamse en Nederlandse auteurs laten zich inspireren door 17e eeuwse artefacten uit het Rijksmuseum vanuit één kernvraag: wat zie je als je met oog voor Eureka-momenten naar deze objecten kijkt? Bij schilderij Winterlandschap met schaatsers van Hendrick Avercamp uit 1608 schreef Francesca Birlogeanu een kort verhaal. ‘Ik wil me in de krullen van je letters verstoppen’

Hendrick Avercamp, Winterlandschap met schaatsers, ca. 1608 Rijksmuseum, Amsterdam, SK-A-1718 Aankoop met steun van de Vereniging Rembrandt

In de zomer dragen we onze vorige voetstappen mee, vastgeplakt aan onze zolen, de aarde, het dode gras, de kiezels tussen onze tenen: ik merk welk pad je koos om thuis te komen, dat langs de rivier (dan ruik je een beetje naar zwavel) of dat langs de grote weg (dan zie ik de takjes uit je klompen steken). In de winter laten we ze achter, kiezen we steeds dezelfde paden: onze winterschoenen verslijten aan onze tenen, de slee kerft dezelfde lijnen, diepe rimpels in het ijs, vuilwit als de baard van ome Hendrik, die volgens onze moeder ’s nachts met een succubus in bed kruipt.

’s Avonds zitten we aan tafel op onze oncomfortabele stoeltjes. Je port me met je wollen kousen, de kaars wiebelt tussen ons in maar helt meer naar jouw kant: jij doet het belangrijke werk. Ik moet de gaten in je broeken zoeken, voelen met mijn vingers, tot de kille nacht door het raam dreigt te glippen. Dan zal je de kaars uitblazen en zeggen: ‘Laat het, Anneke, het is voor morgen.’

Het wintertje wordt een kleine ijstijd, de horizon steeds hoger, we vrezen dat de nacht als een bevroren deken over ons heen komt te liggen, wij, knus bij elkaar, vereeuwigd in een gletsjer. De meters sneeuw versmachten de akkers. De zon verstopt zich achter de grijze wolken zoals ik vroeger, achter de rok van onze moeder.

Vrijdag. Marktdag. De streepjes zon strelen de besneeuwde kraampjes. Je bindt mijn sjaal voor me, een barricade tegen de ijzige wind. Mijn neus steekt er nog net bovenuit, ik kan al voelen hoe de snotpegels zich vormen. Ik hou het hout in een wurggreep. Soms kijk je achterom om te zien of ik nog op de slee zit. Dan trek je mopperend verder, zeg je niets van het paardenkarkas dat we telkens op de terugweg passeren, waar elke keer minder en minder kraaien in pikken, tot het ook van hen geen aandacht meer krijgt.

Jij doet het belangrijke werk, ome Robert leert je schrijven en is heel trots op je vooruitgang. Ik wil me in de krullen van je letters verstoppen, ze zijn zoveel machtiger dan mijn klanken; ik spreek veel maar als ik ziek word, blijft er niets meer van mijn woorden over.

Fakkels. Tientallen fakkels doemen op in het donker. Geroep van mannen, paardenhoeven op het ijs, onderbroken door gehuil van windvlagen. We prevelen samen de geuzengebeden die ome Hendrik je geleerd heeft, een laatste verzet. Ze kloppen op de deur, ik hoor het hout splijten, ze stormen, stampen de trap op, verwoesten het huis in hun haast, hun woede. Ik sluit mijn ogen, beeld me de markt in. Hoe je met je rode want mijn rode neus aantikte. Ik denk aan de holte die je achterlaat, je bloed nog warm op het bevroren deken. Ik heb een plek nu om mezelf in te stoppen, als een konijn, onder lagen, lagen, lagen sneeuw.

Francesca Birlogeanu (2002) is student geneeskunde, dichter en theatermaker. Hun volgde een talentontwikkelingstraject bij Vuurland, deed mee aan Dans Dichter Dans! En het Belgisch Kampioenschap Slam Poetry en publiceerde poëzie in Kluger Hans, Deus ex Machina en Het Liegend Konijn. In hun werk zoekt die graag de scherpe kantjes op van vrouwelijkheid, familiale banden en menselijke interacties. 

Artefact: Collectie Rijksmuseum, Amsterdam 

Portret auteur © Marianne Hommersom