Artikel

Bedrieglijke kwakzalverij of legitieme kruidengeneeskunde?

Hoe kruidenmiddelen uit Staphorst de Nederlandse harten veroverden

Donderdagochtend, 1899, Staphorst. Nog voordat de trein van 07:57 stilstaat springen de eerste mensen naar buiten. Met jassen onder de arm en schoenen in de hand begint een rommelige race in het nog ontwakende dorp. Ze hebben haast, de ene heeft enorme jeuk en de ander kan al weken slecht slapen. Iedereen hoopt op verlossing door de kruidenmiddelen van de wonderdokter. Allemaal rennen ze naar het Staphorster Boertje.

Peter Stegeman (1840-1922), het 'Staphorster Boertje’

Peter Stegeman (1840-1922), beter bekend als het Staphorster Boertje, was met zijn typisch Staphorster kledij een opvallende verschijning. Met zijn kruidenmiddelen trok hij als volksgeneeskundige door grote delen van het land om zijn diensten te bieden aan zieke burgers. Overal was hij populair, en binnen de kortste keren was hij een van de rijkste mensen van Staphorst. Stegeman maakte zijn medicijnen van kruiden, waarin hij stelde terug te grijpen op generaties aan volksgeneeskunde. Zo zou hij doofheid kunnen behelpen met een mengsel van ‘paardestaart en duizendguldenkruid’ en zou hij tuberculose behandelen met een poeder van ‘zoethout, kalmuswortel, gemberwortel, sennabladen en zwavel’. Deze middelen werden enorm gewaardeerd, Stegeman kreeg uiteindelijk de lovende bijnaam ‘het Staphorster Boertje’. Daarbij was ‘Boertje’ een verwijzing naar Boerhaave, de wereldberoemde Nederlandse arts uit de zeventiende en achttiende eeuw.

De successen van Stegeman kwamen ook door zijn bijzondere werkwijze. Allereerst vroeg hij geen compensatie voor zijn adviezen en slechts een klein bedrag voor zijn medicijnen. Hij gebruikte ruimtes in hotels en cafés voor zijn spreekuren. Daar konden zijn cliënten de lange wachttijden comfortabel uitzitten. Als je uiteindelijk aan de beurt was, was de ervaring totaal anders dan bij ‘normale’ dokters. Tijdens zijn spreekuren raakte Stegeman zelden iemand aan en sprak hij weinig. Wat hij wel deed, was de tijd nemen om zijn patiënten te bekijken en om goed te luisteren naar hun verhalen. Hierna wist hij precies welk kruidenmengsel de oplossing op hun probleem zou bieden. Zijn patiënten waardeerden het enorm dat Stegeman hun verhalen en persoonlijke integriteit serieus nam. Het Staphorster Boertje kreeg een sterke reputatie die zich als een lopend vuurtje over het hele land verspreidde.

Er was echter een probleem: Stegeman had nooit een medische opleiding gevolgd. Dit bracht hem regelmatig in conflict met de wet, die werd gesteund door zijn grote vijand: de Vereniging tegen de Kwakzalverij. Deze vereniging was in 1881 opgericht door de gebroeders Bruinsma, twee artsen die zich mateloos ergerden aan de kwakzalverij en de kwade gevolgen daarvan. In de ogen van de Vereniging was Stegeman een kwaadwillige charlatan die op sluwe wijze profiteerde van de ziektes van anderen. Dit beeld leeft nog altijd bij de Vereniging, die Stegemans’ werkwijze beschrijft op de website: ‘Zijn dagelijkse praktijk was simpel: hij schreef te pas en te onpas druppels, poeders en kruiden voor. Een patiënt met prostaatklachten kreeg overigens dezelfde druppels als iemand met “habitueele hoofdpijn”.’ Deze beschuldiging leidde tot verschillende rechtszaken.

De wet bleek echter geen partij voor de populariteit van Stegeman. Een van zijn nazaten, de historicus Wim Coster, heeft zijn familiegeschiedenis verwerkt in een boek. Hij zegt het volgende: ‘Hij [Stegeman] kreeg steun door alle standen heen. Zo was er het verhaal dat een mysterieuze rijke dame alle proceskosten voor hem betaalde, en dat waren geen geringe bedragen.’ Ook claimde Stegeman dat een, weer mysterieuze, adellijke dame hem ooit verzocht om als prof. Stegeman door te gaan. Zij zou dan de kosten en boeten daarvoor betalen. Naast deze steun uit de hogere kringen, waren zijn patiënten bijzonder zwijgzaam tegenover de aanklagers, en de meeste artsen wisten dat handelen tegen Stegeman als jaloezie gezien zou worden. Zelf wist Stegeman zich bovendien ook te verdedigen tegen de wet, simpelweg met zijn werkwijze. Zo zegt Coster: ‘Hij kreeg steeds allerlei processen aan de broek wegens het ongeoorloofd uitoefenen van de medische wetenschap. Zijn reactie was dat hij dat niet deed en dat hij patiënten zelfs niet aanraakte.’ Bovendien had hij tussen 1900 en 1906 een bevoegde arts in dienst, Dr. Foreman, waardoor Stegeman in die jaren niet meer vervolgd kon worden voor onbevoegde beoefening van de geneeskunde. Daarna werd Stegeman, buiten een oprisping in 1915, veelal met rust gelaten door de wet.

Net als in zijn rechtszaken, zijn ook vandaag de dag de meningen over Stegeman verdeeld. De Vereniging tegen de Kwakzalverij gaf hem in 2001 de vijfde plaats in hun lijst van de twintig meest kwaadwillige kwakzalvers van de twintigste eeuw. Maar ook de volksherinnering in zijn woonplaats houdt stand. Tijdens het schrijven van zijn boek kwam Coster langs zo veel Staphorsters die persoonlijke verhalen over het Boertje hadden, dat hij zich afvroeg hoe dit mogelijk was. Stegeman was namelijk al in 1922 overleden. Wat bleek: de nazaten van Stegeman hebben onder de naam ‘het Staphorster Boertje’ nog bijna een eeuw lang geneesmiddelen verkocht. Het laatste Boertje bestond zelfs nog tot ver in de eenentwintigste eeuw. Hun producten waren overigens steeds minder in lijn met de middelen van het oorspronkelijke Boertje. Terwijl het oorspronkelijke Boertje nog zijn eigen ‘wondermiddelen’ maakte, verkochten zijn nakomelingen waren die ze gewoon bij de groothandel bestelden.

Tegenwoordig zijn er in Staphorst weinig slechte verhalen over de Staphorster Boertjes, aldus Coster. Zelf deelt hij deels in dit positieve beeld, maar beperkt hij zijn lof tot het oorspronkelijke boertje: ‘Ik heb het idee dat wat hij deed niet volledig uit de lucht gegrepen was. Van generatie op generatie was zijn kennis overgeleverd.’

De regionale populariteit heeft het Staphorster Boertje tot een cultfiguur verheven, met allerlei fysieke uitingen. Zo is er in het oude huis van het oorspronkelijke Staphorster Boertje een café gebouwd dat volledig is geïnspireerd op zijn apotheek. Ook was er lang een discotheek genaamd Hestabo, een afkorting van ‘Het Staphorster Boertje’. Zo genieten de Boertjes vandaag de dag grote lokale populariteit, zowel vanwege hun cultstatus als hun geneesmiddelen. Ongetwijfeld zouden beiden een flinke doorn in het oog zijn van de gebroeders Bruinsma en hun Vereniging tegen de Kwakzalverij.

Door Pepijn Trienekens, masterstudent Geschiedenis & Actualiteit aan de Radboud Universiteit.