‘Wij mensen hebben allemaal een relatie met technologie. We hebben altijd instrumenten en apparaten bij ons en zijn ermee versmolten. Technologie maakt ons bestaan prettiger en gemakkelijker, maar kan ons ook allerlei problemen bezorgen. Ik heb er een haat-liefdeverhouding mee. Daarom wilde ik in mijn essay van de Maand van de Geschiedenis de lezer uitnodigingen om samen met mij in relatietherapie te gaan met technologie. In technotherapie dus. Om uit te zoeken hoe onze relatie zo is geworden als ze nu is, en hoe we er ons op een kritische en gewetensvolle manier toe kunnen verhouden.’
Filosoof, schrijver en columnist Hans Schnitzler vertelt over het essay De mens, de machine & de therapeut, dat hij schreef voor de Maand van de Geschiedenis. Daarin onderzoekt hij hoe we sinds het begin van de mensheid versmolten zijn geraakt met apparaten, en wat dat betekent voor ons mens-zijn, en dus ook voor onze verhouding tot feit en fictie.
Wat heeft die problematische verhouding met technologie te maken met het thema ‘Echt nep’?
‘We worden nu geconfronteerd met technologieën die heel manipulatief zijn. Die bijvoorbeeld nepbeelden kunnen genereren die echt lijken. Daar zit wat mij betreft een enorme zorg, want als we niet meer op onze ogen en oren kunnen vertrouwen, dan staan we voor een afgrond. Dan worden we heel makkelijk te manipuleren. Daarom haal ik in mijn essay Hannah Arendt aan. Zij deed veel onderzoek naar totalitaire regimes en waarschuwde dat de ideale subjecten van die regimes niet de overtuigde communisten of nazi’s waren, maar de mensen voor wie het onderscheid tussen feit en fictie niet meer duidelijk was. Die laten zich manipuleren.
Dat zag je bij de laatste Amerikaanse presidentsverkiezingen, en bij de bestorming van het Capitool daarna. Die mensen die daaraan meededen is via nepnieuws wijsgemaakt dat de verkiezingen gestolen waren. Nepverhalen kunnen dus heel echte gevolgen hebben.’
Dat zijn actuele kwesties, maar het essay is bedoeld voor de Maand van de Geschiedenis. Wat is er historisch aan het verhaal?
‘In therapie kijk je naar het verleden. Naar je familiegeschiedenis. Je onderzoekt of daar kiemen liggen voor bepaald gedrag en fricties. Daarom heb ik ook in mijn technotherapie een historisch perspectief gebruikt en daarom haal ik ook de oude mythe van Prometheus aan.
Prometheus kreeg van oppergod Zeus de opdracht om de wereld van mens en dier te scheppen. Dat werk liet hij over aan een broertje, Epimetheus. Die had een enorme mand met kwaliteiten gekregen om te verdelen en begon heel enthousiast. Het stekelvarken kreeg zijn stekels, de gazelle zijn wendbaarheid, de leeuw zijn kracht, en ga zo maar door. Maar toen de mens aan de beurt was, waren de kwaliteiten op.
Wat deed Prometheus? Die beklom de Olympus en roofde het vuur, symbool van technologisch vernuft, en gaf dat aan ons, aan de mensen. Daarmee kregen we een goddelijke kracht in handen, maar als straf voor de diefstal zonden de goden ons ook allerlei rampspoed. De antieke mythe laat dus zien dat de meerduidige verhouding tussen mens en technologie al heel oud is.’
U haalt in deze context ook Plato aan. Wat doet hij in het verhaal?
‘Plato was ook sceptisch over technologie. In zijn geval ging dat over het schrift. Hij was bezorgd dat mensen teksten konden manipuleren en dat het schrift een slechte invloed zou hebben op het geheugen omdat gebruikers minder hoefden te onthouden. Plato’s kritiek wordt vaak aangehaald als argument voor nieuwe technologieën. De impliciete boodschap is dan dat kritiek op techniek angst voor vooruitgang verraadt, en dat die angst onterecht is omdat het schrift niet tot rampen heeft geleid.
Dat heb ik altijd een vreemde gedachtegang gevonden. Deels had Plato namelijk gewoon gelijk. De komst van het schrift heeft iets met ons geheugen gedaan en het schrift maakt het makkelijker om bijvoorbeeld met de woorden van een ander aan de haal te gaan. Daarnaast zegt zo’n opmerking weinig. Het feit dat Plato al moeite had met een techniek die we nu heel normaal vinden, maakt niet alle technologiekritiek overbodig.’
Bedoelt u daarmee dat het tijd is voor een rem op technologie?
‘Wij mensen kunnen niet zonder techniek, dat laat de mythe van Prometheus ook zien. De Franse techniekdenker Bernard Stiegler noemt ons daarom prothetische wezens. We kunnen niet zonder een warme jas, of een deken, of vuur, of de warmte daarvan. Dan overleven we niet. Maar dat betekent niet dat alle technologische vernieuwing noodzakelijk is. En achter de AI-toepassingen die zich nu ontwikkelen zitten mensen verborgen die ze hebben ontwikkeld, samen met hun wereldbeelden en opvattingen. Mensen die we helemaal niet kennen, maar met wie we wel een heel intieme relatie aangaan. Een gezonde techniekschroom is hier op zijn plaats.’
Is die er nu? Die schroom?
‘De tech-jongens die de technologieën ontwikkelen, lijken daar weinig mee bezig te zijn. Die zitten bij elkaar aan de westkant van de VS en lijken bevat door de frontier-gedachte, uit de tijd dat witte Amerikanen de westelijke grens steeds verder opschoven. Verder naar het westen kunnen ze niet meer, tenzij ze het water in willen. Maar ze kunnen wel omhoog. Letterlijk, met raketten, of in figuurlijke zin. Ze kunnen bijvoorbeeld proberen de mens onsterfelijk te maken, door onze geest te uploaden in de cloud. Transhumanisten werken aan dat soort ideeën.
Het ethos van dat soort tech-jongens is heel optimistisch en helemaal gericht op een maakbare toekomst. Geschiedenis, dat is geweest. Dat is klaar. Terwijl het geen kwaad zou kunnen af en toe naar de techniekgeschiedenis te kijken. Dan besef je dat maakbaarheid vaak een illusie blijkt, dat technologieën allerlei onverwachte neveneffecten hebben die we vaak niet kunnen overzien.’
Tegelijkertijd verlangt een deel van de samenleving terug naar een fictieve versie van het verleden. Ik denk bijvoorbeeld aan tradwives en hun mannelijke tegenhangers.
‘Filosoof Zygmunt Bauman noemt dat een retrotopie, een verlangen naar een geïdealiseerd verleden. Dat kun je, denk ik, niet los zien van de snelheid waarmee de wereld verandert en de onzekerheid waarmee dat gepaard gaat. Het idee is dan dat vroeger nog duidelijk was hoe het zat. Dat het overzichtelijker was en niet zo vloeibaar als tegenwoordig.’
Daarmee zijn we terug bij het ongemak over onze moderne digitale technologie. Daar schrijft u al een jaar of tien over. Wat heeft de samenleving sindsdien geleerd?
‘In 2015 schreef ik mijn eerste boek, Het digitale proletariaat. Toen was ik heel pessimistisch omdat alleen een paar specialisten de gevaren leken te zien. Bijna iedereen was toen nog op een tamelijk onkritische manier blij met al die prachtige producten. In korte tijd is er veel veranderd. De grote helden van de tech-industrie zijn van hun voetstuk gevallen, of getrokken. Het is in brede kring duidelijk dat bedrijven als Facebook en Google niet per se uit zijn op het welzijn van de samenleving, of van individuen. En is er ook veel nieuwe wetgeving om die bedrijven in te dammen.
Maar met de introductie van ChatGPT zie je precies dezelfde reflexen optreden als eerder met sociale media. Bijna iedereen staat te kijken alsof het een wereldwonder is, terwijl dat niet zo is. En het idee leeft ook sterk dat de ontwikkeling niet tegen te houden valt; dat we onvermijdelijk in een data-samenleving terechtkomen. Maar we kunnen kiezen. Misstanden als de toeslagenaffaire hebben laten zien wat er mis kan gaan als we kritiekloos vertrouwen op datatechnologie. We kunnen besluiten daar kritischer in te zijn.’
Hans Schnitzler
De mens, de machine & de therapeut
€ 6,99
64 p.
Bot Uitgevers
Verkrijgbaar vanaf 27 september 2024
Tijdens de Maand reist Hans Schnitzler door het land om te vertellen over haar essay.
Klik hier voor alle data en locaties.
Foto Hans Schnitzler: © Wouter Keuris Fotografie