Artikel

Vermoedens van vergiftiging in het Vaticaan

Complottheorieën lijken iets van de laatste tijd, maar vijfhonderd jaar geleden konden ze er ook al wat van. En net als vandaag de dag worden dit soort verhalen vaak aangedreven door gebeurtenissen rondom prominente figuren. Zo was er ook een complottheorie rondom de enige Nederlandse paus, die een wel heel mysterieuze dood stief.

Portret van paus Adrianus VI (1459-1523) Schilder onbekend, kopie van een schilderij van Jan van Scorel (ca. 1625) © Centraal Museum Utrecht, https://hdl.handle.net/21.12130/collect.A14B5818-4BB3-4DEC-A053-296760CD91D3

Rome, half september 1523. In de Sint-Pieterskerk ligt een dode paus, opgebaard voor het Romeinse volk. Hij ligt er pas drie tot vier dagen maar zijn lichaam vertoont zwarte vlekken en zijn huid heeft een onheilspellende blauwe tint. De ontbinding gaat veel sneller dan normaal. ‘Vergif!’ echoën de stemmen door de kerk. De bewakers van het pauselijk lichaam eisen een grondig onderzoek. Er worden artsen bijgehaald om een lijkschouwing uit te voeren. Ze vinden niks verdachts maar het zaadje van argwaan is geplant en groeit snel uit tot een volwaardige complottheorie. Het wantrouwen richt zich vooral op de pauselijke dokter. Zou hij de paus in plaats van medicijnen vergif hebben toegediend?

De hoofpersoon in deze vijfhonderd jaar oude complottheorie is paus Adrianus VI: de enige Nederlandse paus ooit en de laatste niet-Italiaanse paus tot de aanstelling van paus Johannes Paulus II in 1978. Een veelzijdig man, geboren aan de Oudegracht in Utrecht die opklom tot het hoogste ambt van de katholieke kerk. Maar dat niet alleen; hij was ook docent van Erasmus, schreef verschillende theologische werken, was leermeester van Karel V en later zelfs regent van Spanje. Ondanks dat hij in zijn tijd een invloedrijk man was kennen veel Nederlanders hem niet. Toch zijn er verschillende schilderijen van de paus bekend, waarvan er vier te bewonderen zijn in het Paushuize in Utrecht.  Deze schilderijen, gemaakt in de tweede helft van de 18e eeuw, verbeelden hoogtepunten uit het leven van de Adrianus VI. Henri Defoer, gepensioneerd conservator en directeur van het Utrechtse Museum Catharijneconvent, kent deze schilderijen nog uit de tijd dat ze in zijn museum hingen, in het trappenhuis. Hij noemt de paus afwijkend, want: ‘Adrianus VI was de eerste paus die zag dat de kerk moest veranderen’.  Adrianus was paus in de begindagen van de reformatie: de tijd dat Maarten Luther en anderen felle kritiek leverden op de gang van zaken in de kerk. 

Die kritiek was vooral gericht op het kerkelijk bestuur in Rome. Paus Leo X, de voorganger van Adrianus, gaf al jaren meer geld uit dan hij binnenkreeg en het bestuur in het Vaticaan stond bekend om zijn extravagante leefstijl. Toen Adrianus paus werd was de schatkist leeg. Hij begon zijn tijd in Rome dan ook met een strenge toespraak en flinke bezuinigingen. Ook ontsloeg hij een groot deel van de pauselijke hofhouding. Plotseling stonden mensen uit vooraanstaande families die makkelijke baantjes vervulden en daar veel geld voor kregen op straat. Deze hervormingen zetten natuurlijk kwaad bloed, dat denkt ook Henri Defoer: ‘De elite van Rome stond altijd boven de wet totdat Adrianus, een buitenstaander, zich ermee bemoeide. Het is begrijpelijk dat dit onrust veroorzaakte.’  Bovendien werden sommige belangrijke banen aan buitenlandse vertrouwelingen van de paus gegeven. Dit alles viel niet in goede aarde bij de kerkelijke elite, zij vond de nieuwe paus maar een ‘barbaar uit het noorden’ en een indringer. 

Adrianus deed zelf ook niet echt zijn best om het stereotype van de botte noorderling te ontkrachten. Hij had weinig oog voor alle pracht en praal in het bombastische Rome. Hij schijnt zelfs, bij het zien van de Sixtijnse Kapel, gezegd te hebben dat het wel een Turks badhuis leek. Ook liet hij bij aankomst in Ostia, het havenstadje bij Rome, het grote ontvangstmaal dat voor hem bereid was staan omdat hij liever een eenvoudige maaltijd in de stad at. Defoer snapt wel dat de bevolking en geestelijken van Rome hem maar raar vonden. De afwijzing van al die pracht en praal door de nieuwe paus is volgens hem ‘alsof Willem Alexander in een trui de troonrede zou voorlezen’. Naar de mening van Defoer was Adrianus een uitstekende bestuurder en wetenschapper, maar niet sluw genoeg om zijn hervormingen soepel door te voeren. 

Op 14 september 1523 overleed paus Adrianus VI. Slechts twaalf maanden en twee weken had hij de pauselijke zetel bekleed. Meteen na zijn dood gingen er geruchten rond over mogelijke vergiftiging. Kort daarvoor was een hoge politicus vergiftigd en ook bij de twee pauselijke voorgangers waren vermoedens van vergiftiging. Adrianus paste dus goed in dit rijtje door de verschijnselen die zijn lichaam na zijn dood vertoonde. Hoewel velen in Rome waarschijnlijk blij waren van hem af te zijn, gaan recente onderzoeken er van uit dat paus Adrianus VI een natuurlijke dood gestorven is. Het verhaal van de vergiftiging lijkt dus toch echt een vijfhonderd jaar oude complottheorie te zijn. Ook Henri Defoer gaat niet uit van een vergiftiging. Hij denkt dat Adrianus, als hij wat langer paus was geweest, veel had kunnen veranderen in het corrupte Rome van die tijd. Helaas was de rest van het kerkelijke bestuur er nog niet klaar voor en eindigde zijn leven, opzettelijk of niet, kort na zijn aanstelling. 

Door Eva van Loo, masterstudent Geschiedenis & Actualiteit aan de Radboud Universiteit.