Drieluik met het laatste oordeel. Schilderij door Lucas van Leijden, ca 1526-27. Afbeelding Museum de Lakenhal, Leiden
Het is daarom aan te raden het aardse leven deugdzaam door te brengen. Dus trekt de middeleeuwer naar Maastricht, waar de relieken van de Heilige Servaas een glimp bieden van hemelse zaligheid. Of naar de Heilige Stede in Hasselt, waar hij op de tweede zondag na Pinksteren een aflaat kan krijgen. Hij vast en hij bidt, en bezoekt zijn kerk.
Pelgrimsampul, gevonden in Sluis
Afbeelding Zeeuws Museum
Sommigen gaat het niet snel genoeg. Kleermaker Jan van Leiden inspireert zijn volgelingen om in februari 1535 naakt de Amsterdamse vrieskou te trotseren. ‘Wee, wee over de wereld en de goddelozen,’ roepen ze. Wie zich opnieuw laat dopen is uitverkoren, zijn geluk zal oneindig zijn. Als voorbereiding op de Apocalyps plegen de wederdopers gewelddadige stadsgrepen. Maar veel heil brengt het de zelfmoordterroristen niet. Ze sterven op de brandstapel, ‘hun levendige hart in het aangezicht geworpen’.
Wederdopers lopen naakt in Amsterdam, 1535
Collectie Catharijneconvent, Utrecht
Jan van Leiden, de koning der wederdopers. Op de achterkant van de munt zijn motto: ‘Gottes macht is myn cracht’.
Collectie Teylers Museum
Veiliger is het te vluchten in fantasieën over een aards paradijs. In Cocagne is het eten, drinken, luieren in overvloed: ‘Och, dat lant van Cockaengen is so [goet]! Het regnet daer in allen hoecken, Vladen, pasteyen ende pannekoecken.’ Het huidige West-Europa zou, denkt mediëvist Herman Pleij, ongeveer zijn wat de Middeleeuwer zich bij Luilekkerland voorstelt: ‘Fastfood is er op elk uur van dag en nacht, evenals klimaatbeheersing, vrije seks, arbeidsloos inkomen en plastische chirurgie die de jeugd verlengt.’
De hemel op aarde biedt alles wat de middeleeuwer niet heeft. Maar zijn geloof helpt hem te berusten. Toch begint er aan het eind van de donkere jaren iets te knagen.