Koepokstof
De Engelse arts Edward Jenner ontdekte in 1796 dat je met koepokstof (het woord ‘vaccine’ is afgeleid van vache, het Franse woord voor koe) mensen kon beschermen tegen de pokken; een levensgevaarlijke infectieziekte die bijna net zo verwoestend was als de pest. Maar hoe moest het verder na die ontdekking?
Net als in de strijd tegen Covid-19 van nu, stond de openbare gezondheidszorg destijds voor een enorme uitdaging. Want hoe organiseer je een vaccinatiecampagne? Hoe maak je genoeg koepokstof aan? Hoe kom je aan medisch personeel om het vaccin toe te dienen? Wat is de beste strategie? Het was allemaal nieuw en onontgonnen terrein. Er moesten enorm veel mensen gevaccineerd worden. Het Verenigd Koninkrijk had destijds (1815) ongeveer 5 miljoen inwoners. En fanatieke anti-vaxxers had je toen ook al. Abraham Capadose (1795-1874) zou je de Willem Engel van toen kunnen noemen.
Inentingsacties
Onder koning Willem I werd de grondslag gelegd voor grootscheepse inentingsacties. Alles werd uit de kast gehaald: dreigen, dwingen, verleiden en belonen, naming-and-shaming. Zonder bewijs van vaccinatie (‘pokkenbriefje’) werd een kind niet toegelaten op school en kregen gezinnen geen uitkering van de armenzorg. Met anti-vaxxers maakte de regering van koning Willem I het liefst korte metten. Vaccinatiedwang vond hij geoorloofd, want in het algemeen belang. De liberale staatsman Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872) dacht er overigens net zo over.
20e Eeuw
Bij het aanbreken van de 20e eeuw was bijna iedereen gevaccineerd tegen pokken. Nederland was praktisch pokkenvrij. Maar het ging alleen met die stok achter de deur. De pokkenprik was bepaald niet geliefd. De koepokken konden namelijk ernstige bijwerkingen hebben, niet zelden met dodelijke afloop.